In Duitsland, niet ver over de grens van Twente, ligt Bentheim.
Terwijl Nederland zo arm is aan
natuursteen,
wordt die zo dichtbij rond Bentheim al volop gewonnen.
De steen is te herkennen aan de korrelige structuur en de bruine, soms rode vlagen in het
geel-bruine oppervlak. Die verkleuring ontstaat door het roesten van de deeltjes
ijzererts in de steen. Ook bij
brand
kleurt de steen rood.
In Twente is de Bentheimer zandsteen sinds de 12e eeuw volop toegepast voor
kerkbouw.
Hele strakke gevels zijn te vinden, maar ook rijk gedecoreerde
romaanse doopvonten
zijn 'en masse' in deze steen geproduceerd: die heten daarom
'
Bentheimer doopvonten'.
In de tweede helft van de
15e eeuw
wordt Bentheimer steen ook in het westen van Nederland toegepast.
De
17e eeuw,
met zijn hang naar fijne
renaissance-decoraties,
gebruikt veel Bentheimer,
omdat de steen gemakkelijk te bewerken is.
Dat laatste is tegelijk een nadeel: er komt geen harde verweringslaag op de blokken,
dus na de bouw kan gemakkelijk in de steen
gekrast
worden.
De korrelige structuur maakt de steen geschikt als slijpsteen.
Het is daarom goed te begrijpen dat de bekende
'
duivelskrassen'
en
slijpholtes
in de streek rond Bentheim veel meer voorkomen dan elders.
Tekst: Jean Penders, 01-2006. Bronnen: zie literatuurlijst. Afbeelding: Jean Penders